Welkom terug op Struggle Eiland, waar menig inwoner inmiddels gediagnosticeerd is met een milde vorm van relationeel geïnspireerde waanzin. Vandaag nemen we jullie mee naar een historisch dossier dat inmiddels de status van Cold Case verdient, ware het niet dat de dader nog elke winter zijn schaduw werpt over mijn mentale gezondheid.

Het leed dat “kleed-gate” heet.

Laat me je terugnemen naar het jaar waarin deze struggle begon.
Het was 2018. Een simpeler tijd, zou je denken.
Facebook bestond nog gewoon, de pandemie moest nog beginnen, en Mijn Vriend kondigde op een woensdagavond met de zelfverzekerdheid van een bevlogen interieurstylist aan:

“Ik denk dat het tijd wordt voor een kleed.”

Zo begon het.

Het ritueel: jaarlijks, ritmisch, radeloos

Sindsdien zijn we zes jaar, drie woontrends, twaalf moodboards, een verhuisbericht, en ik denk 36 verschillende kleden verder — waarvan er 0 permanent zijn gebleven. Nul. Nada.
Elke januari/februari, als normale mensen zich bezighouden met goede voornemens, dry January of het weer vinden van hun wil om te leven, start Mijn Vriend’s ritueel:

  • Avonden lang scrollen op obscure kledensites.
  • Chatten met de klantenservice (“Is dit kleed ook geschikt voor een actieve leefomgeving?”)
  • En dan – de bezorging.

Die ik uiteraard mag coördineren.
Want hij “heeft een moeilijke baas” en “moet werken”. Oh ja. Alsof ik niet moet werken?
(De ironie: ik bén die baas. Althans, op papier. In werkelijkheid ben ik een fulltime kleedcoördinator die langzaam afstevent op het eind van haar geduld.)

Van woonkamer naar warzone

Een van de Besties – goddank wonend op schouderklopafstand – is inmiddels óók getraumatiseerd.
Ze weet: als het busje van Transmission vertraagt en Mijn Vriend zegt “Even kijken hoe het ligt”, dan is het oorlog.

De woonkamer wordt verbouwd alsof we een aflevering van VT-Wonen zijn met ADHD.
Bank eruit.
Kleed erin.
Stoel verplaatst.
Kleed verschoven.

“Hmm… hij ligt niet helemaal recht. Wat vind jij?”

Wat ík vind?

Ik vind dat ik al zes jaar te veel van hem hou om hem met kleed en al in de fik te steken.
Ik vind dat er iets gruwelijk mis is met iemand die kleden besteld en terugstuurd alsof het Tinderdates zijn.
En ik vind vooral dat ik gek word.

Van vloerlamp naar gaslight

En dan komt het dieptepunt.
Als ik — heel beheerst, met trillend linkeroog en een verkrampte kaak — zeg dat ik op het punt sta permanent in een geluidsdichte kamer te gaan wonen zonder textiel, zegt hij:

“Maar schat, je doet alsof ik niks mag overwegen. Je hebt echt niks voor me over hè?”

Ja hoor.
Dáár gaan we.
Van Project ‘Kleedje Leggen’ naar een full-blown psychologisch schimmenspel.
Alsof ik hem zijn persoonlijkheid ontzeg als ik vraag of hij misschien, voor de afwisseling, dit jaar geen elf tapijten laat bezorgen die het allemaal “nét niet zijn”.

Wat wil hij dan eigenlijk?

Nou. Niemand weet het.
Hij wil een kleed dat niet te donker is.
Maar ook niet te licht.
Geen synthetisch gedoe.
Maar ook iets waar echt op geleefd wordt.
Niet te grof geweven.
Maar wel karakter.
Niet saai.
Niet druk.
Wel warm.
Niet wollig.
Wel iets met structuur.
Maar niet voelbaar.
Begrijp je?

Nee. Ik ook niet. En ik woon ermee.

Ook dit is weer een metafoor

Uiteindelijk, denk ik, is het helemaal niet het kleed waar we over vechten.
Het is de plek waar onze karakters botsen.
Hij: de eeuwige twijfelaar, met de illusie dat er altijd een bétere optie is als je maar lang genoeg wacht, de ultieme verantwoordelijkheidsontwijker.
Ik: de doorgewinterde beslissingstornado, efficiënt tot op het bot, allergisch voor herhaling, wars van getwijfel, faal liever dan dat ik niks doe.


Mijn brein wil handelen. Zijn brein wil overwegen.
We liggen niet op één lijn. Letterlijk. Want het kleed schuift alweer.

Epiloog: de kleedkoorts blijft

Hij heeft er afgelopen januari weer 3 besteld.
Voor “de allerlaatste keer, echt waar dit keer, ik voel het gewoon”.
Mijn Bestie zag het busje alweer rijden en stuurde me een emoji van een dolk en een wijnglas.
En ik?
Ik heb toen alvast een retourlabel geprint.

En natuurlijk hebben we nu nog steeds geen kleed.


Ik ga volgend jaar googelen of er ook kleden bestaan waar je je partner in kunt oprollen en retouren.