Komkommer en Kwel

test


Je kent dat wel, toch? Dat moment waarop de poorten van de hel op een kiertje gaan, en jij, in je naïeve goedheid, besluit er een voet tussen te plaatsen. Zo’n moment waarop je denkt: “Ach, laat ik eens aardig zijn.” Een klein gebaar, een vonkje compassie, gedrenkt in de zoete siroop van familieplicht.

De Schoonmoeder

Ik had dus besloten om een moestuintje te beginnen. Mijn persoonlijke universum waar hard werken en processen volgen resulteerden in complete controle over het resultaat. Totdat mijn eigen goedheid weer een loopje met me nam en ik De Schoonmoeder toeliet in deze kleine gekweekte wereld.

Want ze wilde zo graag ‘een band’ opbouwen. Alsof een gezamenlijk tuinproject de lijm is die generaties bij elkaar houdt, in plaats van een recept voor onuitgesproken frustraties.

Onoplettendheid komt voor de val

En zo begon mijn ondergang.

Ik had moeten wegrennen.

Maar nee, ik dacht: laat ik eens een goed mens zijn. Laat ik haar toelaten in mijn enige stukje wereld waar de wetten van logica, rust en planmatigheid nog standhouden.

Mijn heiligdom. Mijn veilige zone. Mijn laatste bastion tegen de chaos die kinderen, werk, partners en Albert Heijn-bonussen heet.

Dood en bederf

Ze kwam opdraven op een zaterdag, gewapend met een rieten mandje vol troepgroen en een hoofd vol vergane wijsheden uit de tijd dat bloemkool nog een halve gulden kostte.

“Je moet die broccoli dieper zetten, kindje.”

“Die sla staat veel te dicht op elkaar, dat weet ik nog van vroeger.”

Ik lachte. Ik knikte. Ik hield me groot. Want ik ben netjes opgevoed.

En ergens, heel ver weg in een laag van ongefundeerd optimisme, dacht ik zelfs: misschien wordt het nog wat. Misschien is dit de start van een generatie-overstijgende samenwerking. Een beetje zoals de EU, maar dan met plantjes.

En toen kwam het.

Het mandje des doods.

Vol met planten die ze normaal al voor je in de composthoop hebben gegooid in het tuincentrum.

Dorre sprietjes. Hangende bladlijken. Stengels die meer weg hadden van achtergelaten Halloween-accessoires dan van levend groen.

“Deze kunnen we nog redden hoor,”

zei ze, met het optimisme van een kapper op een kale schedel.

En ik?

Ik deed het gewoon.

Ik plantte die zombiegroenten in mijn perfect gestructureerde bedjes.

Tussen mijn trotse basilicum, mijn veelbelovende wortels en de sla die nog vol vertrouwen richting hemel groeide.

Waarom?

Omdat ik blijkbaar liever mijn ziel opoffer dan begin aan het extreme leed en het gezeik dat “nee” zeggen met zich meebrengt.

Van Moestuin naar Massagraf

Fast forward naar nu:

De peterselie is overleden.

De paarse boerenkool is gestorven aan iets dat klinkt als bladrot.

De anonieme stengels zijn niet alleen gestorven, ze hebben onderweg de rest van mijn tuin meegesleurd in een soort vegetatieve apocalypse.

Alleen de worteltjes lijken nog te leven, al vermoed ik dat die zich inmiddels diep in de aarde hebben ingegraven, uit schaamte.

Ik?

Ik sta erbij.

Tussen de restanten van wat ooit hoop was.

Met een tuin vol teleurstellingen en De Schoonmoeder die oprecht denkt dat we ‘een mooie start’ hebben gemaakt.

De Bittere Oogst van Goedbedoeld Gedoe

Ze kijkt naar de ravage alsof ze net een Monet heeft afgeleverd.

“Volgend jaar doen we het anders, kindje. Dan halen we betere grond.”

Betere grond?

Mevrouw heeft mijn bodem veranderd in een biologische Chernobyl en denkt serieus dat dit met een zakje potgrond op te lossen is?

Ik ben een vriendelijk mens.

Ik ben een beleefd mens.

Maar ik ben ook klaar met dit geitenwollensokkenkabaal van verregende peterselie en emotioneel gemotiveerde bemoeizucht.

Mijn moestuin is geen community project.

Het is geen band-oefening.

Het is therapie.

En je morrelt niet aan iemands therapie. Zeker niet met rotplanten.

De les: wees nooit te aardig voor mensen met tuinhandschoenen

Dus hier zit ik.

Tussen de groene lijken.

Met de geur van mislukking in mijn neus en de bittere nasmaak van zachtaardigheid op mijn tong.

Wat heb ik geleerd?

Dat je nooit, maar dan ook nooit, mensen moet laten wroeten in jouw bodem.

Niet als ze ongevraagd advies geven.

Niet als ze rotplantjes meenemen.

En zéker niet als ze daarna “volgend jaar” durven te zeggen.

Epiloog: Struggle Eiland, Moestuineditie

Er zijn plekken op Struggle Eiland waar de strijd nog iets oplevert.

Waar hard werken iets moois brengt.

Maar de potjes in de moestuin na De Schoonmoeder-invasie?

Dat is een no-go zone. Een biohazard. Een plek waar dromen komen om te sterven.

En als je denkt: ach, het is maar een moestuin – Dan heb je waarschijnlijk nog nooit ervaren hoe het voelt als je eigen stukje orde wordt overwoekerd door de blinde bemoeizucht van iemand met een handschepje en een mening.

Volgend jaar?

Volgend jaar is het hek op slot.