Lang Leve de Digitale Dictatuur

test

Van alles wat ik op Struggle Island heb gebouwd – en dat is niet mals, geloof me – blijft de Odido-toren de meest geniepige kruising tussen zegen en vloek. Zo’n glimmend, arrogant klein schermpje dat de schijn wekt van verbinding, maar in werkelijkheid vooral een handzaam folterinstrument is voor mensen met grenzen.

Want ja, ik ben zo iemand. Zo iemand die z’n telefoon structureel negeert. Niet omdat ik moeilijk wil doen. Niet omdat ik een diepgeworteld trauma heb rond het belsignaal. Maar gewoon, omdat ik er niet naar kijk.

Ongemakkelijk veel mensen vinden dat bloedirritant.

De zuchten. De passief-agressieve appjes (“Heb je m’n berichtje van vanochtend gezien?” – 09:03, gevolgd door een “?” om 09:08). De suggestie dat ik de maatschappij ernstig tekortdoe door niet 24/7 stand-by te staan voor elk onbeduidend seintje van WhatsApp, Discord, Imessage, Instagram DM en rooksignalen. Maar laat ik het even helder zeggen, voor de mensen achterin het auditorium:

Mijn leven is geen helpdesk.

Werk is werk. Privé is privé. Trillen is optioneel.

Mijn vriend, arme ziel, heeft de strijd inmiddels grotendeels opgegeven. Maar af en toe steekt de paniek weer de kop op.

“Maar wat als er iets belangrijks is?”

“Wat als ik iets moet weten?”

Alsof ik de lanceercodes van de NAVO beheer. Alsof we zonder directe respons niet weten wat we over twee weken gaan eten. Alsof een moment zonder telefoonactiviteit per definitie een noodsituatie is.

Alsof hij z’n eigen sokken niet kan vinden zonder bevestiging van mijn kant.

Zijn telefoon is een extra ledemaat geworden. Voor mij is het meer een accessoire: handig bij droog weer, irritant als het gaat regenen. En dat verschil in beleving zorgt, zoals je je kunt voorstellen, regelmatig voor een intiem potje verbaal sumoworstelen.

Ik ben niet onbereikbaar uit wrok, of uit luiheid. Ik ben onbereikbaar omdat ik ergens mee bezig ben. Iets anders. Iets zinvollers dan het beantwoorden van de vraag of we deze herfst nog een keer naar zijn moeder moeten.

Mijn innerlijke rust is geen publieke ruimte.

De App-oorlog: wanneer informatie een wapen wordt

Dan is er ook nog die duistere categorie mensen die denkt:

“O, ze neemt haar telefoon niet op? Prima, dan app ik iets dat zó belangrijk klinkt dat ze wel móet reageren.”

Zoals:

  • “De begrafenis is om 10:00, niet om 11:00!”
  • “Je huis staat in brand.”
  • “Spoed! De koffiemachine is kapot op werk!”

En als je dan later reageert met een keurig “Oei, net gezien!” dan komt het:

“Had je je app niet gecheckt?”

Met die toon. Je kent ‘m wel. Die combinatie van verwarring, teleurstelling en passief-agressieve superioriteit die normaal alleen bij HR-managers en moeders-in-de-wachtkamer voorkomt.

Het is digitale terreur.

Verpakt als betrokkenheid.

Inefficiënt, ongezond en volledig in strijd met de spirit van Struggle Eiland.

De Prijs van Autonomie: Discussies met Deadline

De ruzies die hieruit voortkomen zijn bijna kunstvormen op zich. Vele lagen. Veel interpretatieruimte. Emotionele crescendo’s met nauwelijks plot. En altijd eindigend in stilte. Gelukkig wel een fijne stilte.

Een stilte waarin ik, zittend op mijn denkstoel, mijmer over de wonderlijke menselijke neiging om elkaar als meldingssysteem te gebruiken.

Soms denk ik: misschien is dit alles gewoon een projectie. Een collectieve angst om níét verbonden te zijn. Alsof je pas bestaat als je binnen dertig seconden op een appje reageert. Alsof bereikbaar zijn een morele plicht is geworden. Alsof het ontbreken van een blauw vinkje gelijkstaat aan het schenden van een stilzwijgend sociaal contract.

Maar ik heb nieuws.

Op Struggle Eiland ben ik de CEO van mijn eigen bereikbaarheid.

En dat blijft voorlopig zo.

Slotwoord (zonder notificatiegeluid)

Het leven is al druk genoeg. Overvol met verwachtingen, planningen, meningen en lunchafspraken met mensen die “even willen sparren”.

Laat me dan in vredesnaam mijn telefoon gebruiken als wat het is: een hulpmiddel. Geen dictator.

Dus nee, ik neem niet altijd op.

En nee, ik reageer niet altijd meteen.

En ja, ik ben daar heel erg oké mee.

Als je echt iets wilt zeggen, kom maar langs. De koffie staat aan. De telefoon? Die ligt ergens in een andere kamer, trillend van frustratie.